In België, en dus ook in Vlaanderen, is er vrijheid van onderwijs. Dit principe is in de Belgische grondwet opgenomen. Het betekent dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon scholen mag
oprichten en onderwijs mag verstrekken volgens eigen inzichten, zonder enige binding met de overheid.
Het schoolbestuur of de inrichtende macht organiseert het onderwijs en is er verantwoordelijk voor. Schoolbesturen hebben veel autonomie. Zo mogen ze zelf de didactische werkvormen en
pedagogische methoden bepalen. Ze kunnen zelf lessenroosters, handelings- en werkplannen opstellen. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt. Elke school moet de ontwikkelingsdoelen nastreven
en voldoen aan de eindtermen (opmerking: de Steiner-scholen hebben eigen eindtermen opgesteld, goedgekeurd door de overheid). De schoolbesturen kunnen ook zelf leerplannen opstellen maar deze
moeten dan wel goedgekeurd worden door de Vlaamse overheid. Om erkend en gesubsidieerd te worden zijn er bovendien nog een aantal extra voorwaarden waaraan een school moet voldoen. Zo moeten
scholen voldoende uitgerust zijn en beschikken over genoeg didactisch materiaal. Ze moeten gevestigd zijn in gebouwen die bewoonbaar, veilig en voldoende net zijn, een bepaald aantal leerlingen
hebben, enzoverder.